Kust- en landelijk gebied

De identiteit van het Kust- en landelijk gebied is beschreven in de welstandsnota 16. Kust- en landelijk gebied.

U wordt geïnformeerd over het profiel van het Kust- en landelijk gebied, de architectuur en wat de welstandsnota wil bereiken met de voorwaarden die zij stelt aan bouwen en verbouwen in het Kust- en landelijk gebied.

Voorwaarden Kust- en Landelijk gebied

Op deze pagina staan de voorwaarden in eenvoudiger taalgebruik. De stadsbouwmeester toetst de aanvragen aan de vastgestelde welstandsnota en de daarin vastgestelde voorwaarden. Alle vastgestelde voorwaarden waaraan de stadsbouwmeester toetst, vindt u bij 'meer informatie'.

Algemeen

  • Gebouwen moeten in samenhang met de terreininrichting (beplanting) een passend silhouet in het landelijk gebied vormen.
  • Nieuwe toevoegingen en aanpassingen aan gebouwen en terrein mogen eigentijds en functioneel zijn, maar moeten de aanwezige karakteristieke waarden behouden.

Ligging

  • Gebouw en tuin moeten een eenheid vormen en bijdragen aan de ruimtelijke opbouw van het landschap.
  • De positie en oriëntatie van bebouwing op de kavel moeten inspelen op de landschappelijke situatie en zowel vanaf de weg als vanuit het land een evenwichtig perspectief opleveren.
  • Het groene en landschappelijke karakter van het gebied behouden en versterken.
  • Bebouwing dient zorgvuldig te worden ingepast in het landschap / de omgeving.
  • Het individuele gebouw binnen een cluster is deel van het geheel en voegt zicht hiernaar.
  • Hoofdgebouwen en/of het woonhuis zijn nadrukkelijk georiënteerd op de belangrijkste (openbare) ruimte.
  • Bij wijzigingen en toevoegingen aansluiten op ritme, oriëntatie en ontsluiting van de bestaande situatie.

Massa en vorm

  • Gebouwen op het terrein zijn individueel, afwisselend en gedifferentieerd.
  • Gebouwen hebben een eenvoudige hoofdvorm.
  • Gebouwen hebben een duidelijke geleding.
  • Gebouwen moeten zich in architectuur op de landelijke omgeving richten en een ‘gezicht’ maken naar de weg.
  • Gebouwen moeten naar alle zijden verzorgde gevels hebben en een positieve rol spelen in het landschapsbeeld.
  • Gebouwen moeten een goede architectuur hebben, met fijnzinnige details of versieringen, die bijdragen aan de (romantische) landelijke sfeer.

Detaillering

  • De detaillering is zorgvuldig en gevarieerd.
  • Ontwerpaandacht voor alle details.
  • Gebouwen op een terrein met onderlinge samenhang moeten een ‘familie/ensemble’ vormen door overeenkomst in bouwstijl of kenmerkende details zoals daklijsten, gevelopeningen, raamtypes en kozijnprofileringen.
  • Bij wijzigingen de originele details handhaven.
  • Gebouwen en woonhuizen moeten van een landelijk type zijn; generieke nieuwbouwwijktypologieën, flats en andere stedelijke bouwvormen zijn niet toegestaan.
  • Gebouwen moeten harmoniëren met gebouwen in de directe omgeving in stijl en kenmerkende details.
  • Aanpassingen en toevoegingen moeten de architectonische kwaliteit van het gebouw evenaren en passen in stijl en detaillering.
  • Kleuren moeten een rustig, natuurlijk palet vormen en passen in het landschapsbeeld.

Materiaal- en kleurgebruik

  • Gebouwen moeten harmoniëren met gebouwen in de omgeving en op het terrein in kleur en materiaal.
  • Materiaal- en kleurgebruik is terughoudend.
  • Materiaal- en kleurgebruik is per cluster in samenhang.
  • Bij strandpaviljoens hoofdmateriaal hout en hoofdkleur wit handhaven, één accentkleur minimaal toepassen.
  • Aanpassingen en toevoegingen moeten de architectonische kwaliteit van het gebouw evenaren en passen in kleur- en materiaalgebruik van gebouw en omgeving.

Erfafscheidingen

  • Erfafscheidingen moeten van esthetische kwaliteit zijn en een landelijke vorm- en materiaalgebruik hebben die bijdragen aan het landschapsbeeld: een mooi muurtje of hekwerk met beplanting, een bloeiende haag of open houten landhek.
  • Erfafscheidingen moeten de verweving van het erf in het landschap versterken en een onderscheid maken in voorterrein (meer versierd en tuinachtig, bijvoorbeeld haag of landelijk hek) en achterterrein (meer landelijk, bijvoorbeeld watergang of houtwal die vanuit land doorloopt op het terrein, geen schuttingen).
  • Voor erfafscheidingen in het duinlandschap gebruik maken van struweel en bosschages. 

Aanbevelingen

  • Een verzorgde tuininrichting is cruciaal voor de landelijke kwaliteit van de woningen; groene beplanting, grote bomen en kleurige bloemen moeten samen met de verschillende bebouwingsvolumes het levendige en ontspannen geheel van de landelijke woning vormen.
  • Verharding, beplanting en eventueel hekken, poorten, versieringen en reclame stralen een landelijke sfeer uit en zijn altijd eenvoudig.
  • Uitbreidingen mogen niet ten koste gaan van grote bomen en moeten anders worden gecompenseerd met nieuwe aanplant.
  • De tuininrichting, de verharding, beplanting en eventueel hekken en poorten, moeten een landelijke en stijlvolle sfeer uitstralen.
  • Nieuwbouw moet passend zijn in het landschap, zodat woningbouw tot landschapsbouw leidt.
  • Een terrein heeft vaak een interne ordening van meer versierd voorterrein en functioneler landelijk achterterrein; de (her)inrichting moet daarop voortbouwen.
  • De grenzen tussen de openbare weg en het private terrein moeten niet hard en scherp afgebakend zijn; dit versterkt de informele landelijke kwaliteit.