Bedrijventerreinen

De identiteit van de Bedrijventerreinen is beschreven in de welstandsnota 12. Bedrijventerreinen.

U wordt geïnformeerd over het profiel van de Bedrijventerreinen, de architectuur en wat de welstandsnota wil bereiken met de voorwaarden die zij stelt aan bouwen en verbouwen in de Bedrijventerreinen.

Voorwaarden bedrijventerreinen

Op deze pagina staan de voorwaarden in eenvoudiger taalgebruik. De stadsbouwmeester toetst de aanvragen aan de vastgestelde welstandsnota en de daarin vastgestelde voorwaarden. Alle vastgestelde voorwaarden waaraan de stadsbouwmeester toetst, vindt u bij 'meer informatie'.

Ligging

  • De gebouwen zijn gericht op de belangrijkste weg en hebben zo nodig een dubbele oriëntatie.
  • Gebouwen aan de rand van een bedrijventerrein moeten in kleur, materiaal, architectuur en uitstraling harmoniëren met de naaste omgeving.
  • Bij gebouwen grenzend aan landelijk gebied moeten de kleuren een rustig, natuurlijk palet vormen.
  • Gebouwen aan belangrijke doorgaande verkeersroutes moeten van hoogwaardige architectuur zijn.
  • De gebouwen grenzend aan woongebieden maken hier een representatief front naar deze gebieden.
  • Representatieve en openbare functies dienen naar de straat gericht te zijn.
  • Expeditieruimten zijn aan de achterzijde van het gebouw en/of uit het zicht vanaf de openbare weg gesitueerd.
  • Opslag vindt uit het zicht plaats.

Massa en vorm

  • Gebouwen zijn individueel en afwisselend. 
  • Gebouwen zijn overwegend vrijstaand en hebben bij voorkeur representatieve gevels. 
  • Bedrijven zijn herkenbaar als zelfstandige eenheden. 
  • Gebouwen hebben een eenvoudige hoofdvorm en opbouw.
  • Entreepartijen en kantoorgedeelten zijn vormgegeven als accenten of zelfstandige volumes.
  • Geen dichte gevels aan de straatzijde.
  • Op-, aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan de hoofdvorm vormgegeven.

Details

  • De details zijn zorgvuldig.
  • De hoofdmassa is duidelijk geleed.
  • Accenten en geledingen voor het onderscheiden van functies zijn wenselijk.
  • Ontwerpaandacht voor de kantoorgedeelten en entreepartijen.
  • Wijzigingen zijn in stijl, maat en afwerking afgestemd op het hoofdgebouw en de omgeving indien grenzend aan woongebieden.

Materiaal- en kleurgebruik

  • Materiaal- en kleurgebruik is terughoudend.
  • Grote vlakken bestaan uit materialen met een structuur zoals baksteen, houten betimmering of gevouwen staalplaat.
  • Materiaal- en kleurgebruik is terughoudend en in onderlinge samenhang.

Reclame

  • Reclame-uitingen, bedrijfslogo’s en naamsvermeldingen moeten onderdeel zijn van de architectuur van het gebouw en bijdragen aan de uitstraling van het terrein.

Overgang binnen-buiten (vooral voor bedrijventerreinen in woonomgevingen)

  • Blinde gevels op maaiveldhoogte aan publieke zijden moeten zoveel mogelijk worden vermeden.
  • Parkeervoorzieningen mogen geen barrière vormen in de relatie tussen bedrijf en straat en moeten netjes worden vormgegeven, zoveel mogelijk achterop de kavel.
  • Opslagruimten, laad- en losvoorzieningen, afval- en materiaalopslag technische installaties en andere utilitaire voorzieningen mogen geen negatieve uitstraling hebben op het terrein en moeten daarom bij voorkeur inpandig of uit het zicht worden opgelost en aan openbare zijden verzorgd worden vormgegeven.
  • Rolluiken en andere beveiligingen aan representatieve ruimten aan de straatzijde moeten in de architectuur worden mee ontworpen en aan de binnenzijde van de pui worden bevestigd.
  • Erfafscheidingen en hekwerken langs gebouwen aan de openbare ruimte mogen geen afbreuk doen aan de beeldkwaliteit van de omgeving en moeten daarom onder andere van duurzame kwaliteit zijn.

Aanbevelingen

  • De buitenruimte moet zo efficiënt mogelijk worden ingericht en gebruikt om niet onnodig veel ruimte in te nemen.
  • De inrichting van de buitenruimte moet het bedrijventerrein als geheel een nette, representatieve uitstraling geven.
  • De inrichting van de buitenruimte moet zorgvuldig aansluiten bij de omgeving, zowel in landelijk als in stedelijk gebied.