Woonerfwijken

De identiteit van de woonerfwijken is beschreven in de welstandsnota 8. woonerfwijken.

U wordt geïnformeerd over het profiel van de Woonerfwijken, de architectuur en wat de welstandsnota wil bereiken met de voorwaarden die zij stelt aan bouwen en verbouwen in de Woonerfwijken.

Voorwaarden Woonerfwijken

Op deze pagina staan de voorwaarden in eenvoudiger taalgebruik. De stadsbouwmeester toetst de aanvragen aan de vastgestelde welstandsnota en de daarin vastgestelde voorwaarden. Alle vastgestelde voorwaarden waaraan de stadsbouwmeester toetst, vindt u bij 'meer informatie'.

Algemeen

  • Bouwplannen dienen de bestaande architectonische kwaliteit van het gebouw te evenaren of te verhogen.
  • Afwijkingen op de criteria zijn mogelijk, mits met respect voor de oorspronkelijke kwaliteit van de omgeving en architectuur.

Ligging

  • Hoofdgebouwen zijn met de voorgevel georiënteerd op het openbaar gebied.
  • Bebouwing en architectuur spelen in op de specifieke locatiekenmerken (hoeken, doorgangen, dwarsstraten, pleinen).

Massa en vorm

  • Dakopbouwen en dakkapellen zijn afgestemd op de architectuur van het hoofdgebouw c.q. woonblok en per woonblok van hetzelfde model.
  • Toevoegingen zoals uit- en aanbouwen, erkers en overkappingen aan de straatzijde zijn in architectuur verwant aan de architectuur van het hoofdgebouw.

Detaillering

  • De kenmerkende details (dakkapellen, balkons, dakranden/overstekken, gevelbekledingen) blijven bij toevoeging of vervanging in stijl en afwerking afgestemd op de architectuur van het hoofdgebouw c.q. woonblok.
  • Dakopbouwen en dakkapellen zijn voorzien van een dakrand en afgestemd op de architectuur; de dakranden hebben een maximale hoogte van 250 mm, de kozijnindeling is vrij.
  • Plaats en afmetingen van de gevelopeningen in metselwerkvlakken zijn beeldbepalend, de kozijnindeling binnen de gevelopeningen is vrij.
  • Herhaling in het woonblok of woongebied is leidraad voor het woningontwerp, met uitzondering van vrijstaande woningen en bijzondere gebouwen.

Materiaal en kleurgebruik

  • Gevels van het hoofdgebouw zijn van baksteen.
  • Gevelfragmenten, vullingen of verbijzonderingen kunnen van een ander materiaal of andere kleur zijn.
  • Hellende daken zijn gedekt met pannen of shingles.
  • De bestaande architectuur en materiaalgebruik zijn uitgangspunt voor het  veranderingen, vernieuwingen en/of toevoegingen.
  • Het kleurgebruik is onopvallend (geen felle, overheersende kleuren).
  • Bijgebouwen, op-, aan- en uitbouwen zijn in kleur en materiaal afgestemd op het hoofdgebouw.

Erfafscheidingen grenzend aan de openbare ruimte

  • Erfafscheidingen afstemmen op de omgeving en transparant uitvoeren, zoals begroeide gaas- of hekwerken.

Bijzondere gebouwen

  • Winkelcentra, scholen en andere gebouwcomplexen met publieke of commerciële functies dienen aan alle zijden die grenzen aan het openbare gebied een representatieve gevel te hebben die bijdraagt aan de levendigheid en de sfeer.
  • Deuren naar parkeergarages, parkeergarage-inritten, opslagruimten, laad- en losvoorzieningen, afval- en materiaalopslag, technische installaties en andere utilitaire ruimten aan openbare zijden dienen verzorgd te worden vormgegeven en mogen geen afbreuk doen aan de uitstraling.
  • Rolluiken en andere beveiliging op de onderste lagen moeten minimaal 80% transparant zijn, in de architectuur worden mee ontworpen en aan de binnenzijde van de pui worden bevestigd.

Aanbevelingen

  • Bij hoekwoningen de levendige uitstraling verbeteren door naar de openbare zijde blinde zijgevels te voorkomen.