Monumenten

Bebouwing en omgeving

  • Het monument dient als zelfstandige eenheid in hoofdvorm en structuur herkenbaar te blijven.
  • Het culturele aspect, de historische achtergrond en historisch ensemble wordt in de monumentenvergunning, onderdeel van de omgevingsvergunning, getoetst.

Massa en vorm

  • Wanneer er sprake is van een duidelijke hiërarchie in de hoofdvorm van het gebouw of gebouwencomplex, dient deze gehandhaafd te blijven (hiërarchie is samenhang in volgorde van belang, classificatie van de elementen).
  • Het silhouet van het gebouw dient in stand te blijven, grote aan- en opbouwen zijn niet toegestaan.
  • Behouden van authentieke detailleringen, ornamenten en gevelversieringen.
  • Behoud van stijlkenmerken en authentiek bouwmateriaal.

Detaillering, kleur en materiaal

  • Behouden van oorspronkelijk detailleringen, ornamenten en gevelversieringen.
  • Detaillering dient in harmonie met het gebouw en omgeving, gevarieerd en zorgvuldig te worden toe gepast.
  • Bij renovatie: aan- of verbouw de stijl afstemmen op het bestaande gebouw. Hierbij is het interpreteren van historische kenmerken naar hedendaagse vormentaal mogelijk. Herkenbaarheid van het oorspronkelijke is uitgangspunt.
  • Materiaalgebruik gelijk aan of vergelijkbaar met het bestaande. Bij hoge uitzondering kan kunststof worden toegestaan. Het materiaalgebruik is een uitgangspunt voor stijl en tijdgeest.
  • Bij verbouw/renovatie: extra aandacht voor metselwerk en samenstelling en uitvoering van het voegwerk en detaillering, behouden gaat voor vernieuwen.
  • Het kleurgebruik dient aan te sluiten bij de kenmerkende kleuren van het bestaande gebouw en gebaseerd op onderzoek naar het oorspronkelijke kleurgebruik.
  • Toevoegingen en/of aanpassingen kunnen worden toegestaan mits deze ondergeschikt en omkeerbaar zijn.

Afweging welstandsadvies en monumentenadvies

  • Het monumentenadvies weegt de monumentenwaarde op basis van de monumentenwet en het oorspronkelijk materiaal. De afleesbaarheid van de geschiedenis is uitgangspunt, aanpassingen zijn bij voorkeur terug te draaien.
  • Technische haalbaarheid en kennis van materiaaleigenschappen zijn uitgangspunt.
  • Het welstandsadvies weegt toevoegingen en aanpassingen op basis van functie, gebruik en op basis evenwicht ten opzichte van de stijl en materiaal, kenmerken van het bestaande gebouw en zijn omgeving.

Objecten

De identiteit van de Objecten is beschreven in de welstandsnota 17. Objecten.

U wordt geïnformeerd over het profiel van de Objecten, de architectuur en wat de welstandsnota wil bereiken met de voorwaarden die zij stelt aan bouwen en verbouwen van de Objecten.

Voorwaarden Objecten

Op deze pagina staan de voorwaarden in eenvoudiger taalgebruik. De stadsbouwmeester toetst de aanvragen aan de vastgestelde welstandsnota en de daarin vastgestelde voorwaarden. Alle vastgestelde voorwaarden waaraan de stadsbouwmeester toetst, vindt u bij 'meer informatie'.

Technische voorzieningen, zonnepanelen en antennes

Algemeen

Technische voorzieningen, zonnepanelen en antennes moeten voldoen aan het gebiedsgerichte beoordelingskader van het gebied of het object waar deze geplaatst gaat worden.

Plaatsing en aantal

  • Geen airco’s en luchtwarmtepompen/apparatuur aan de voorgevel, airco’s aan de zij- of achtergevel mits weggewerkt.
  • Airco’s op platte daken bij woningen, maximaal 2 m2 oppervlak en zoveel mogelijk midden op het dakvlak of tegen de zijgevel geplaatst.
  • Airco’s op minimaal 1,20 meter van de dakrand geplaatst.
  • Bij plaatsing van meerdere panelen/collectoren regelmatige rangschikking op horizontale of verticale lijn in een bepaalde ordening.
  • Panelen/collectoren op schuine daken geheel binnen het dakvlak en de hellingshoek gelijk aan de hellingshoek van het dakvlak.
  • Panelen/collectoren op platte daken geheel is gelegen binnen een hoek van 15 graden vanaf de dakrand met een minimumafstand tot de dakrand van 0,5 meter.
  • (Schotel)antennes aan een achtergevel bevestigt, in ieder geval niet aan de voorgevel of voor in de voortuin geplaatst.
  • Bij gestapelde woningbouw gecentreerd op het platte dak of aan het balkon geplaatst binnen het verticale en horizontale vlak van het balkon.
  • Maximaal één spriet-, staaf- of schotelantenne aan, op of bij een woning/pand.

Maatvoering

  • Hoogte spriet- of staafantenne bij plaatsing op erf vanaf het maaiveld gemeten maximaal 5 meter.
  • Hoogte spriet- of staafantenne bij plaatsing aan gevel maximaal 5 meter uitsteken boven de dak rand of nok.
  • Hoogte spriet- of staafantenne bij plaatsing op het dak maximaal 5 meter uitsteken boven het dak.

Vormgeving

  • Antennes, zonnepanelen en bijbehorende voorzieningen (mast, bedrading, tuidraden etc.) als één geheel vormgeven.
  • Airco’s aan de gevel zoveel mogelijk wegwerken achter een raster.
  • Indien (schotel) antennes en zonnepanelen zichtbaar zijn vanaf de weg of de openbare ruimte: zo onzichtbaar mogelijk plaatsen (een minimum aan dwarssprieten kan hiertoe bijdragen).
  • Bij antennes beperken van aantal tuidraden. Bij bevestiging aan gevel geen tuidraden (stabiliteit wordt behaald uit de bevestiging aan de gevel).

Materiaal en kleur

  • Voor panelen/collectoren en airco-units geldt ingetogen kleurgebruik of kleuren harmoniërend met de gevel, onopvallend en aanvaardbaar in relatie tot de omgeving.
  • De kleur van een (schotel)antenne overeenkomstig met het achterliggende dakvlak/gevel of anders zwart, antraciet of donkergrijs.

Dakkapellen

Algemeen

De onderstaande criteria voor dakkapellen zijn van toepassing, tenzij er op structurele wijze een afwijkend type dakkapel voorkomt die bij de architectuur van de bebouwing past.

  • Als de dakkapel gelijk is aan eerder geplaatste dakkapellen (waar vergunning voor verleend is) op het betreffende dakvlak van het bouwblok of op een identieke woning, dan zal de dakkapel als welstandsvrij worden aangemerkt.
  • Op monumenten mogen geen vergunningsvrije dakkapellen geplaatst worden.

Plaatsing en aantal

  • Bij meerdere dakkapellen in hetzelfde bouwblok de dakkapellen regelmatig rangschikken op horizontale lijn, dus niet boven elkaar.
  • Minimaal 0,5 meter dakvlak boven, onder en ter weerszijden van de dakkapel, afstand tot zijkant gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten aan de onderzijde/dakvoet van de dakkapel) vrijhouden.
  • Bij meerdere dakkapellen een tussenruimte van minimaal 1 meter (0,5 meter aan weerszijden van de perceelgrens).

Maatvoering

  • Hoogte maximaal 50 procent van de verticale hoogte van het dakvlak met een maximum van 1,75 meter aan de voorzijde en achterzijde gemeten vanaf voet dakkapel tot bovenzijde boeiboord of daktrim.
  • Breedte maximaal 50 procent van de breedte van het dakvlak met een maximum van 3 meter (gemeten tussen midden woning scheidende bouwmuren of bij eindgevels gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel, bij kilkepers gemeten aan de onderzijde/dakvoet van de dakkapel).
  • Hoogte boeiboord (bovenrand dakkapel) maximaal 0,25 meter.

Vormgeving

  • Plat afgedekt of, bij een dakhelling groter dan 45 graden desgewenst een aangekapte dakkapel met een minimale dakhelling van 25 graden.
  • Geen overmaat aan detailleringen, dus bescheiden overstek, boeiboord en ornamenten (mits de architectuur van de woning dit toelaat).

Materiaal en kleur

  • Materiaal- en kleurgebruik van de kozijnen en profielen gelijk aan kozijnen en profielen hoofdgebouw.
  • Kleur en materiaal zijwangen afstemmen op het dakvlak van het (hoofd-)gebouw. Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak, eventueel alleen in ondergeschikte mate tussen de glasvlakken.
  • Materiaal- en kleurgebruik van kap bij aangekapte dakkapel gelijk aan de kap van het (hoofd-)gebouw.

Reclame-uitingen en naamsvermeldingen

Definitie

Een reclame-uiting is het openbaar aanprijzen van een product of dienst of het aanduiden van een naam door middel van opschriften, logo’s of afbeeldingen aan of op gevels van bedrijfsgebouwen, vlaggen en reclamezuilen.

Algemeen

Een APV of vergunningsplichtige reclame-uiting zal voor deze genoemde niveaus getoetst worden aan het reclamebeleid van de gemeente Katwijk. Een reclame-uiting dient qua plaatsing, kleurstelling, materiaalgebruik en/of detaillering niet ontsierend te zijn voor het gevelbeeld en geen afbreuk doen aan de kwaliteit van de openbare ruimte.

  • De vormgeving, afmetingen en kleuren van een reclame -uiting moeten afgestemd zijn op het karakter van de directe omgeving.
  • Gevelreclames dienen qua vormgeving, afmetingen en plaatsing afgestemd te worden op de gevelopzet. De samenhang en structuur van de gevel moeten behouden blijven (geen scheiding winkelpui en verdieping, het gebouw mag niet in tweeën geknipt worden).
  • Bij nieuwbouw dient de reclame –uiting geïntegreerd te worden in het ontwerp/de architectuur.
  • Bij bestaande bebouwing is de bestaande samenhang en ritmiek van de gevel en straatwand essentieel voor een passende reclame-uiting. Indien de (historische) architectuur van bestaande bebouwing reeds voorziet in specifieke reclamemogelijkheden, zoals koofboorden of velden tussen raamkozijnen en - bogen, zijn dat de aangewezen plaatsen waar reclame-uitingen aangebracht dienen te worden.
  • Te veel en frequente herhaling van dezelfde tekst of te grote hoeveelheid tekst per reclame dient voorkomen te worden. Tekst beperken tot de hoofdboodschap (productaanduiding, bedrijfsnaam of andere aanduiding).
  • De reclame-uiting zelf dient grafisch goed verzorgd te zijn. De opschriften, eventueel in combinatie met afbeeldingen, van reclame-uitingen moeten zijn samengesteld uit esthetisch verantwoorde letters en tekens. Het reclameteken mag niet groter zijn dan voor een goede leesbaarheid voor die situering noodzakelijk is.
  • Gevelbeschildering is alleen mogelijk als er sprake is van oorspronkelijk in het metsel- of stucwerk van de gevel verwerkte belettering of als er sprake is van herstel van een historisch geschilderde gevelreclame.
  • Geen reclames in reflecterende en/of fluorescerende kleuren.
  • Belichte en verlichte reclames zijn bij winkel – en industriegebieden toegestaan. Bij woongebieden zal dit per gebied variëren.

Enkelzijdig reclamebord of -object en plat op de gevel

Woongebied

  • Naast de voordeur of entree van een praktijkruimte/bedrijfsruimte; in ieder geval onder de vloer van de eerste verdieping.
  • Boven de entree, gecentreerd in de gevel of passend in de structuur van de gevel/winkelpui.
  • Bij meerdere verdiepingen onder de onderdorpel van de kozijnen op de eerste verdieping.
  • Bij plaatsing op of aan een luifel binnen de contouren van het boeiboord.
  • Bij voorkeur uitgevoerd met losse letters of een passend vormgegeven naam, reclamebord of object.

Winkel- en industriegebied

  • Boven de entree, gecentreerd in de gevel of passend in de structuur van de gevel/winkelpui.
  • Bij meerdere verdiepingen onder de onderdorpel van de kozijnen op de eerste verdieping.
  • Bij plaatsing op een luifel binnen de contouren van het boeiboord.
  • Uitgevoerd met losse letters, een passend vormgegeven reclamebord of lichtbak.

Reclamebord of -object op het dak

Winkel- en industriegebied

  • Bij grotere gebouwen uitsluitend georiënteerd op de hoofd- of snelweg.
  • Uitgevoerd met losse letters, een passend vormgegeven reclamebord, -object of lichtbak.

Dubbelzijdig reclamebord of -object loodrecht op de gevel

Woongebied

  • Passend in de structuur van de gevel/winkelpui.
  • Bij meerdere verdiepingen geplaatst onder de onderdorpel van de kozijnen op de eerste verdieping.
  • Maximaal 0,6 meter vanuit de gevel, inclusief bevestigingsconstructie; minimaal 0,5 meter van zijmuur, naburig pand of perceelgrens geplaatst.
  • Bij voorkeur uitgevoerd als passend vormgegeven naam, reclamebord of -object.

Winkel- en industriegebied

  • Passend in de schaal en maat van de gevel/winkelpui.
  • Bij meerdere verdiepingen geplaatst onder de onderdorpel van de kozijnen op de eerste verdieping.
  • Maximaal 0,8 meter uit de gevel stekend, inclusief bevestigingsconstructie.
  • Uitgevoerd als passend vormgegeven reclamebord, -object of lichtbak.

Permanente reclamezuil

Woongebied

  • Geplaatst op het maaiveld in de voortuin achter de erfafscheiding (niet op het dak).
  • Bestaande uit een naam- en/of beroepsaanduiding van de aanwezige praktijk en één beeldmerk of logo.
  • Uitsluitend geplaatst op eigen terrein.
  • Afmetingen in overeenstemming met het perceel en de bebouwing.

Winkel- en industriegebied

  • Geplaatst voor de hoofdentree van grotere gebouwen met één grotere winkelketen, meerdere winkels, bedrijven of bedrijventerrein.
  • Geplaatst als gezamenlijke presentatie bij de hoofdentree van het winkelgebied of bedrijventerrein.

Vlag, vaandel, wimpel of banier

Woongebied

  • Vlaggenstok bevestigd onder de vloer van de eerste verdieping van een woning of op maaiveld.
  • Banier plat of loodrecht bevestigd onder de bovendorpel van het kozijn op de eerste verdieping.
  • Minimaal 0,6 meter van zijmuur, naburig pand of perceelgrens geplaatst.
  • Bij meerdere exemplaren identiek uitgevoerd (geen verschillende vlaggen).
  • Vlaggenstok bevestigd onder de vloer van de eerste verdieping.

Winkel- en industriegebieden

  • Banier plat of loodrecht bevestigd onder de bovendorpel van het kozijn op de eerste verdieping of op maaiveld.
  • Bij meerdere exemplaren identiek uitgevoerd, geen verschillende vlaggen.
  • Vlaggenmasten uitgevoerd met identieke vlaggen (afmeting en opdruk) bijvoorbeeld via een winkeliersvereniging.
  • Vlaggenmasten bij de hoofdentree van het winkelgebied of langs de hoofdweg naar het gebied toe.
  • Vlaggenmasten bij de hoofdentree van grotere gebouwen met één grotere winkelketen of meerdere winkels alle masten even hoog en niet hoger dan het pand of complex waarbij de vlaggenmasten komen te staan.

Monumenten

Naam aanduidingen/reclame-uitingen op en aan monumenten in nader overleg. Bovenstaande criteria zijn van toepassing doch nadere aandacht wordt gevraagd voor sparen/niet aantasten van het authentieke bouwmateriaal.

Woonschepen

Omschrijving en uitgangspunten

Binnen de gemeente is een aantal zones aangewezen waar het toegestaan is om woonschepen aan te leggen. De gemeente vindt het van belang dat er een welstandstoets plaatsvindt om aan de oever van de Oude Rijn en binnen kanalen vanaf het land en vanaf het water een kwalitatief goede uitstraling te realiseren, en te handhaven. Het beleid hierover is opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente (APV). Op grond van de APV wordt een verandering of plaatsing van een woonboot aan redelijke eisen van welstand getoetst. Deze toetsing dient te gebeuren met de hieronder staande welstandscriteria. Omdat het gemeentebestuur de uiterlijke verschijning van de woonschepen van structureel belang vindt voor de ruimtelijke kwaliteit van de oever van de Oude Rijn, is het toetsen van woonschepen op welstand opgenomen in deze welstandsnota. In hoofdlijnen zijn er twee typen woonschepen:

  • het omgebouwde schip
  • de drijvende bungalow

Deze twee typen hebben eigen karakteristieken. Het doel van de welstandscriteria is het handhaven van deze specifieke kenmerken.

Bebouwing en omgeving

  • Eén vaartuig per ligplaats.
  • In de lengterichting parallel aan de oever.

Massa en vorm

  • De romp van het schip mag qua massa/volume niet ondergeschikt zijn aan de opbouw.
  • Geen overkragende uitbouwen.
  • De woonboot heeft een eenvoudige hoofdvorm: de woonboot heeft een zadeldak, schilddak, licht gebogen kap of plat dak, geen samengestelde kap.

Detaillering, kleur en materiaal

  • Op de omgebouwde schepen dienen nautische details gerespecteerd te worden.
  • Details ogen niet massief, maar dienen een ‘lichte’ uitstraling te hebben.
  • De opbouw dient hoofdzakelijk met één materiaal bekleed te zijn.
  • Het onderscheid tussen romp en opbouw dient door het toegepaste materiaal tot uitdrukking te komen.
  • De gebruikte materialen dienen een duurzaam karakter te hebben.
  • Het kleurgebruik mag niet contrasteren met de omgeving, dus geen signaalkleuren toepassen.

Woonwagens

Bebouwing en omgeving

  • Eén woonwagen per standplaats.
  • Positionering in de heersende rooilijn.
  • In de lengterichting schuin of haaks op de weg gericht.

Massa en vorm

  • Maximale hoogtes en oppervlaktes zijn geregeld in bestemmingsplan.
  • Vormgeving refererend aan bungalows.
  • Plat of licht hellend dak.

Detaillering, kleur en materiaal

  • Details ogen niet massief, maar heeft een ‘lichte’ uitstraling.
  • De opbouw is hoofdzakelijk met één materiaal bekleed.
  • Het onderscheid tussen aanbouw en bijgebouw komt door het toegepaste materiaal tot uitdrukking.
  • De gebruikte materialen hebben een duurzaam karakter.
  • Het kleurgebruik mag niet contrasteren met de omgeving, dus geen signaalkleuren toepassen op grote oppervlakken.